Zij was een goed moslima, tijdens haar leven,
Aanbad Allah, alle vijf keren,
De Soennah salaat, deed ze met veel eer,
Door haar diepe geloof, was voor Allah, haar niets te veel.
Behulpzaam was zij, voor haar ouders,
Uit liefde voor Allah, deed ze haar handen uit de mouwen,
Niets was voor haar te veel,
Haar ouders, zij hielp hen het meest.
Goed was zij, voor haar man en kinderen,
Door niets, liet ze zich verhinderen,
Ze gaf liefdevol, alles wat ze in zich had,
En was dankbaar, voor wat Allah haar gegeven had.
Zonder hidjaab, kwam zij niet op straat,
Zij beschermde haar lichaam, en gelaat,
Omwille van Allah, keek ze omlaag,
Zodat, er geen verleiding, kon ontstaan.
Vriendelijkheid, was bij haar alom, bekend,
Bij zusters, met wie ze bevriend werd,
Doch haar leven, werd niet gespaard,
Zij had veel goede daden vergaard.
Haar laatste woorden, waren voor Allah alleen,
La-ilaha Illallah wa ashadou ana Muhammadan Rasoulallah,
Toen gaf zij met een glimlach om haar mond, de geest,
Alleen haar daden leven voort, de beloning leeft.