Wie van ons mensen kan zeggen, ik ben zonder zonden,
Zelfs niet de meest vromen onder ons, die Allah bewonderen,
De duivel is de hele dag naar ons gelovigen op zoek,
En verleidt ons met zijn verleidelijke woorden, kom het maar doen.
Hij, de duivel, is heel dicht bij, in mijn brein,
Hij zit in mij, en ben nooit van hem bevrijdt,
Hij stuurt mij, naar alles waar ik niet van hou,
En zijn prachtige woorden, lijken van goud.
Hij zoekt altijd naar een opening, in mijn leven,
Om mij het verkeerde, een eigen leven te laten geven,
En mij laten denken, van deze handeling is goed,
Tot dat ik keihard val, en genadeloos val, op mijn smoel.
Dan kom ik tot besef, ik heb voor hem, Allah verlaten,
En dan vraag ik Allah, of Hij mij tegen sjeitan wil bewaken,
Dan weet ik, de liefde van Allah in mij, is mijn kracht,
Om het hoofd te bieden, tegen die verraderlijke duivelse lach.